Een rechter kan de geldigheid van het non-concurrentiebeding beperken. Daarnaast kan het beding geheel of gedeeltelijk worden vernietigd.
Een van de vereisten is dat een non-concurrentiebeding schriftelijk moet zijn overeengekomen.
Voorheen gold dat een non-concurrentiebeding tijdens het dienstverband opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen als er sprake is van een wijziging in de arbeidsverhouding van een zodanige ingrijpende aard dat het non-concurrentiebeding aanzienlijk zwaarder op de werknemer gaat drukken. Dit is in de jurisprudentie gewijzigd.
De rechter moet onderzoeken en motiveren of de wijziging van de functie bij handhaving van het non-concurrentiebeding een belemmering vormt om een nieuwe gelijkwaardige baan elders te vinden. De enkele vaststelling dat zich een ingrijpende wijziging van de arbeidsverhouding heeft voorgedaan, is niet voldoende voor het aannemen van het causaal verband met het aanmerkelijk zwaarder gaan drukken van het beding. Ook de mate waarin die belemmering zich voordoet, dient nader te worden gemotiveerd.
Voorts is van belang de mate waarin de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijs was te voorzien voor de werknemer op het moment dat de werknemer het non-concurrentiebeding ondertekende. Dit betekent dat een te voorzien carrièreverloop, bijvoorbeeld van een juniorfunctie naar een seniorfunctie, met zich zal brengen dat de werknemer is gebonden aan het oorspronkelijk overeengekomen non-concurrentiebeding.
De kans dat een non-concurrentiebeding in stand blijft ook al is het na een functiewijziging niet opnieuw overeengekomen, is in de laatste jaren groter geworden. Werkgevers behoeven daardoor minder bang te zijn dat een bij het begin van de arbeidsovereenkomst overeengekomen non-concurrentiebeding in een later stadium ongeldig blijkt te zijn.
mr. Wilma Kempe
Laatst bijgewerkt: 28/08/14
Mw. mr. M.W. Kempe studeerde privaatrecht aan de Universiteit Utrecht. Sinds 1997 is zij werkzaam bij In 't Veen Advocaten. Zij houdt zich bezig met arbeidsrecht, ambtenarenrecht, onderwijsrecht en sociaal zekerheidsrecht. Kempe is lid van de VAAN. 10 jaar lang was zij kantonrechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank Rotterdam en de Rechtbank Midden-Nederland (voorheen Rechtbank Utrecht) . Zij behandelde procedures op arbeidsrechtelijk gebied. Sinds 1998 is zij voorzitter van een van de geschillencommissies (Wonen) van de Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken (SGC).